Nog maar net onderweg

Canada is trots op haar inclusieve onderwijs. Al op Schiphol hoor ik een tegengeluid. De moeder van een dochter, die leerkracht is. “Ze verdienen goed”, zegt ze, “maar ze moeten daar ook heel veel voor doen, als ik hoor hoe ingewikkeld het soms is met kinderen met gedragsproblemen”.
Ik ga er van uit dat ik nog veel verhalen tegen zal komen. Ik ga deze reis aan met een ‘open mind’. Mijn belangrijkste vraag is ‘Wat is goed voor kinderen?’

Canada is een groot land. Voor de reis van Toronto naarThunderbay kan ik kiezen tussen 17 uur autorijden of 2 uur vliegen. Vliegen dus! Ik knoop een gesprek aan met de man naast mij in het vliegtuig, erg interessant. Hij is een ‘first nation’, een originele bewoner van Canada. Zij hebben een bijzondere status, Canada zorgt goed voor de mensen die zijn ‘verdreven’ destijds, door de nieuwe bewoners. Zij krijgen een toelage van de regering (federal government) en krijgen de gelegenheid hun eigen gemeenschap te vormen met een eigen regering. Mijn gesprekspartner, Derek Stephen, is de directeur van een organisatie, die de cultuur van de originele bewoners veilig wil stellen.

Hij spreekt met trots over de ‘reservaten’. Voor mij heeft dat een vervelende klank, maar dat is hij niet met me eens. Daarom gebruik ik dit woord maar zonder schroom. De reservaten hebben een eigen school. De ‘first nation’ mensen willen de kinderen zelf op leiden, waarbij het ‘overleven’ in de natuur volgens de oude tradities een belangrijk onderdeel is. Ook de eigen taal wordt onderwezen. Kinderen gaan pas naar een school elders als er geen andere mogelijkheid meer is. Derek is ingenieur en vertelde me dat de overgang van het onderwijs in het reservaat naar de universiteit in Toronto voor hem prima is verlopen.

Veel om over na te denken, het onderwijs in de reservaten van de ‘first nations’ valt blijkbaar niet onder het inclusieve onderwijs. Hoe kijken de Canadezen hiernaar, is dit een zorg of een geaccepteerd gegeven?